Het onzichtbare

Wij zijn gelukkig niet afhankelijk van onze zintuigen om de wereld om ons heen waar te nemen. Er zijn dieren die beter ruiken, beter zien, beter voelen en beter horen dan wij. En de vele illusies maken duidelijk dat onze zintuigen verward kunnen worden. We nemen ook waar met ons denken. Het is ons denken dat patronen herkent en beelden in de buitenwereld interpreteert. We kunnen veel meer zien dan onze zintuigen omdat ons denken de krakkemikkige waarneming afmaakt. Ons denken vult het ontbrekende aan.

En met dat denken weten we ook dat er veel (nog) onzichtbaar is. Niet in de letterlijke zin door angst voor spoken of de onduidelijke toekomst. Mensen kunnen met hun denken over de horizont kijken. Mensen kunnen de achterkant van een koffiekopje zien. We weten allemaal hoe de aarde eruitziet vanaf de maan. Dat doen we niet met onze zintuigen, maar met ons denkend bewustzijn.

Onze manier van waarnemen levert het inzicht in een complexe wereld. Een wereld die wij niet kennen uit de directe waarneming. Het is door ons denken dat we in een werkelijkheid kunnen rondlopen waarvan we denken dat het de wereld is. Maar het is de vraag of we deze werkelijkheid wel kunnen vertrouwen. Het is de vraag hoe ‘echt’ die werkelijkheid is. Een vraag die overigens al eeuwen gesteld wordt. En een van de eerste, waarvan ik weet, die die vraag stelde was Plato.

Plato maakt onderscheidt tussen de zichtbare en onzichtbare wereld. de fysieke wereld, waarin alles beweegt en uiteindelijk vergaat, wordt en niet is, zoals hij dat noemde, is de zichtbare wereld. de wereld van de gedachten, de ideeën, de zuivere vormen, is de onzichtbare wereld. voor hem was de onzichtbare wereld tijdloos en daarom niet vergankelijk. In veel beschouwingen en overdenkingen van zijn teksten is het zuivere een hogere doelstelling geworden. Misschien heeft Plato dat ook zo bedoeld, filosofisch denken is superieur, zuiver denken en uitstijgen boven de alledaagse wereld van kommer en kwel. Maar in de allegorie van de grot zit een angel waardoor zijn verhaal mij nog iets anders verteld. Alhoewel de wereld van de ideen zuiver is en tijdloos, en onzichtbaar, is de werkelijkheid een constructie op basis van misvattingen. Het is juist de echte wereld die onzichtbaar is, door het denken. Om dat beter te begrijpen hier de allegorie van de grot.

Er is een grote grot die met de buitenwereld verbonden is door een lange gang zodat er geen daglicht in de grot valt. Er zit een rij gevangenen met hun rug naar de ingang en ze kijken naar de achterwand van de grot. Hun ledematen en halzen zijn zo vastgeketend dat ze hun hoofden niet kunnen bewegen en noch elkaar, noch zichzelf kunnen zien. Dit betekent dat ze alleen de wand voor zich kunnen waarnemen. Zo hebben ze hun hele leven gezeten en kennen zij niets anders.

Achter hen bevindt zich een vuur. Tussen hen en dat vuur staat een blokkade in de vorm van een muur die zo hoog is als een mens. Aan de andere kant van die muur lopen mensen heen en weer met allerlei dingen op hun hoofd, waaronder stenen en houten figuren van mensen en dieren. De schaduwen van de dingen vallen door het vuur op de wand waar de gevangenen tegenaan kijken. Die wand weerkaatst ook de stemmen van hen die de dingen sjouwen. Plato betoogde dat het enige dat de gevangenen in hun leven waarnemen de schaduwen en echo’s zijn. Ze zullen denken dat deze de realiteit vormen en hun gesprekken zouden over de waarneming van deze realiteit gaan.

Als een gevangene de ketenen zou kunnen afschudden, zou deze door de levenslange ketening in het halfduister zo verkrampt zijn dat het alleen al pijnlijk zou zijn om zich om te draaien, bovendien zou het vuur verblindend zijn. Volkomen in de war zou de gevangene zich weer willen omkeren naar de wand met schaduwen, naar de realiteit die begrijpelijk is. Als de gevangene uit de grot naar het felle zonlicht zou worden geleid, zou deze pas na lange tijd iets kunnen zien en dat begrijpen. Eenmaal gewend aan de bovenwereld zou de duisternis terug in de grot weer tijdelijk verblindend werken. De ervaringen van de gevangene zouden onbegrijpelijk zijn voor de andere gevangenen, omdat hun taal alleen naar schaduwen en echo’s verwijst.

In de matrix is de keuze de legendarische rode of blauwe pil. Terwijl in de show van Truman een toneel lamp uit de lucht valt. En dat de grot een uitgang heeft naar buiten.

Het verhaal van Plato over de werkelijkheid, zoals die aan ons verschijnt, en niet is, is het verhaal van de Matrix. Het is het verhaal van de Truman-show en Groundhog-day . Voor mij films met iconische scenes, met compleet verschillende strekking, maar allemaal bevestigen ze de illusie van onze werkelijkheid. Net als in de allegorie van de grot. De wereld van de ideeën, de wiskunde en de logica, mag dan wel zuiver zijn, de echte wereld blijft onzichtbaar. We denken dat het slikken van de goede pil, de ketens afdoen en naar buiten lopen, de echte wereld toont. Dat er, met andere woorden, een verschil is tussen zichtbaar en onzichtbaar.