Een nieuw wereldbeeld

Het elektrische model van het universum beschrijft het universum op basis van elektriciteit en niet op basis van zwaartekracht. Dit zijn woorden en termen die niet voor iedereen duidelijk zijn. Laat ik proberen het met eenvoudige middel te illustreren. Zwaartekracht is dat wat een ding naar de aarde laat vallen. Zo stroomt water naar beneden uit de kraan en niet opzij of omhoog. Dat iets valt komt door de zwaartekracht. Maar wat precies die kracht is weet geen enkele wetenschapper of onderzoeker. Onze natuurkunde, tot en met de kwantummechanica, is een mechanica. Dat wil zeggen; kennis van de materie (balletjes) op basis van hun mechanische beweging. We weten veel van die balletjes, maar niet hoe de krachten tussen die deeltjes er uit ziet. De oude theorieën willen die krachten nog steeds uitleggen als ware het balletjes. Vandaar de zoektocht naar het zwaartekrachtdeeltje. Waarvan ik je kan verzekeren dat ze dat nooit zullen vinden. De krachten tussen deeltjes (een theekopje en de aarde) is niet te verklaren met nog meer deeltjes. Het antwoord is te vinden in wat we velden noemen. Zoals in een magneetveld. Niet dat de huidige natuurkunde kan uitleggen wat een veld, of een veldlijn, is. In deel 4 ga ik daar uitgebreider op in. Het elektrische model is gebouwd op de waarneming van het veld en veldlijnen. Elektriciteit in een koperdraadje wordt in de huidige uitleg gezien als een stroom elektronen, vandaar de naam. Maar hoe en waarom die elektronen stromen is onduidelijk. Wel is bekend dat er om dat koperdraadje een veld bestaat, als er stroming is (of andersom). En dat het tussen twee polen stroomt. Maar hoe een vertrekkend elektron ‘weet’ dat het naar de andere kant ‘moet’, of ‘waar’ die andere kant is, is een onoplosbaar probleem. Tot nu.

Om je hier een illustratie van te geven. Op de afbeelding zie je het klassiek voorbeeld van ijzervijlsel gevangen in het magnetische veld van een magneet. De deeltjes maken het veld zichtbaar, maar zijn zelf het veld niet. De lijnen die je ziet laten zien dat een veld is opgebouwd uit lijnen. Maar wat zijn die lijnen van zichzelf? Hoe trekken of duwen ze elkaar? Iedereen kan dat voelen door twee magneten bij elkaar in de buurt te houden. Wat precies gebeurd er tussen die twee magneten? Het elektrische model van het universum heeft meer ruimte voor dit fenomeen, en geeft daardoor ruimte aan iets wat voorheen onzichtbaar was.

Het meest opmerkelijke eerste verschil tussen beide is het centrum, (onze) oorsprong. In het EM is niet alles ontstaan uit één kosmische explosie (big bang) van een kosmisch ei. Het universum beweegt tussen twee punten, twee polen. Bij de ene ontstaat alles, en bij de tweede verdwijnt alles. Tussen deze twee punten is er stroming, zoals elektriciteit stroomt. Vandaar de naam.

Dat ons mensbeeld is verweven met het oude model wordt te weinig onderkent. Zo is de grondlegger van de oerknaltheorie de Leuvense priester Georges Lemaître. Het hele idee van een eerste begin sluit naadloos aan bij de religieuze vooronderstelling dat God de eerste beweger is. Al zolang de mensheid weet dat de aarde om de zon draait, en dat is niet pas vanaf Galilei, de oude Grieken wisten dit al, wil de christelijke kerk dat alles om de aarde draait. Toen de kerk niet meer vol kon houden dat de aarde het middelpunt was, had ze een andere middelpunt van de creatie Gods nodig, en vond de oerknaltheorie uit. In essentie is die oude theorie helemaal niet gebouwd op wetenschappelijk bewijs. Maar zijn feiten en de argumenten gekozen die pasten als onderbouwing van een religieuze overtuiging.

Zo is er het monopoolprobleem dat voort komt uit de theorie rond de oerknal. Als de natuurkundige wetten (vergelijkingen van Maxwell) worden toegepast op de oerknaltheorie, zouden er veel magnetische monopolen moeten voorkomen in het heelal. Tot op heden is er echter geen monopool gevonden. Maar de conclusie ‘als’ het ene er niet is ‘dan’ is de theorie verkeerd wordt niet getrokken. Magneten zoals we die kennen hebben altijd twee polen. Een noordpool en een zuidpool. Gelijke polen stoten elkaar af, tegenovergestelde polen trekken elkaar aan. De kracht van de zuidpool is even groot maar tegengesteld aan de kracht van de noordpool. De netto magnetische lading is daardoor nul. Ook als je een gewone magneet in tweeën knipt, ontstaan er bij beide helften weer een nieuwe noord- en zuidpool zodat de netto magnetische lading nul blijft bij elk van de kleinere magneten. Een monopool is een magneet met maar één pool, bijvoorbeeld een noordpool. Een magneet met maar één pool heeft een netto magnetische lading die groter óf kleiner is dan nul. Lees mijn deel 4 over gewoontes en het veld, om te begrijpen waarom er per definitie geen monopolen kunnen bestaan.

Wat je persoonlijk geloofd, maakt wat je zelf als werkelijkheid ervaart. We hebben nu eenmaal de gewoonte, in ons bewustzijn, om te denken in termen van wat-was-hiervoor, of wat-komt-hierna. We denken in oorzaak en gevolg. Iedere uitkomst moet ergens door zijn veroorzaakt. De causaliteit is dwingend. En dit ondanks het feit dat het “kip of het ei probleem” blijft bestaan en ons eigenlijk vertelt dat het ‘zo’ niet is gegaan. Ik moet dan steeds denken aan de middeleeuwse kerkvader Augustinus, die zich kon afvragen wat God dan wel deed voordat hij alles had geschapen. Met andere woorden. Als God alles heeft gemaakt, wie heeft God dan gemaakt. Die was er al, is dan de dooddoener. Maar dat is net zo absurd als een antwoord op het kip en ei probleem te zien in een God-ei.

De logica, hoe onlogisch en tegenstrijdig ook, lijkt toch de bron van onze waarheid en houvast. Dit komt doordat ons bewustzijn op een heel specifieke manier omgaat met ons gezichtspunt. Dan bedoel ik niet perspectief, maar letterlijk het punt van waaruit we om ons heen kijken. In deel 3 vertel ik hier meer over. Hier een in het kort de reden. Het elektrische model, waar dus geen centrum is, en geen begin, gaat onze causale logica niet op. En als we zelf al weten dat we met logica onszelf niet aan antwoorden helpen, dan wordt het nieuwe model de reden om dat ook niet meer te doen. Dat is ook de reden dat ik spreek van een paradigma switch. Wat verandert, verschuift, is niet zo maar een ander perspectief op de zaak. Het gaat ons hele mensbeeld door elkaar rammelen.

In 2014 werd, door twee Ierse onderzoekers (Cormac O’Raifeartaigh en Brendan McCann), per toeval een manuscript van Albert Einstein ontdekt in Albert Einstein-archieven uit Jeruzalem. Het waren vier A4’tjes met tekst, formules en doorhalingen. In het manuscript speelt Einstein met het idee dat het heelal expandeert, maar toch niet verdunt, omdat er in de leegte steeds nieuwe materie ontstaat. Lees hierover meer in mijn deel 2 van deze tekst.

Er komen dus niet meteen nieuwe feiten bij. De feiten zijn er al. Maar we gaan ze op een andere wijze in elkaar passen. En veel feiten die eerst niet konden, doordoor niet mochten, zullen nu een plek krijgen. Ik noem als laatste het voorbeeld dat ik ook in mijn doctoraal scriptie gebruikte. Het droste effect. Een modern versie hiervan ken je misschien als fractal. Ik schreef er meerdere keren over. De essentie van dit gegeven is: oneindige zelf-herhaling. Een ouder (achterhaald) mensbeeld is een mens die staat ‘naast’ de tijdbalk van de geschiedenis. Of die zoveel ‘overzicht’ heeft dat hij van buiten de aarde onze planeet als een blauwe parel ziet. Alsof je het zo kan zijn dat je ‘erbuiten’ kunt zijn, er geen onderdeel van bent. Dat weten we inmiddels wel. We zijn onderdeel van nu (in de tijd), en van deze plaats (in de ruimte). Vanuit het ‘nu’ kijk ik vooruit en achteruit in de tijd. En op elk ander ‘nu’ doe ik dat weer opnieuw. Zo kan ik op verschillende punten in mijn leven, mijn eigen geschiedenis anders zien. Zo verandert door de jaren heen ook mijn geschiedenis. Maar in het nieuwe model ben ik ineens degene die naar mezelf kijkt, die naar zichzelf kijkt, et cetera. Of is de oorsprong een kip die uit het ei kruipt van een kip die uit het ei kruipt, et cetera. Maar, zijn we tegelijkertijd ook degene die dit ‘zien’, die dit zien, die dit zien, in eindeloze herhaling. Wie, of beter ‘wat’ wij zijn, wordt dan een andere vraag. Hoe wij kunnen delen met elkaar, wat leven is.

Het is als het oud Indiase begrip karma. Je neemt iets mee uit een vorig leven, dat iets meeneemt uit een vorig leven, et cetera. Als je gaat zien dat ons bewustzijn dat kan zien. Als iedereen al de informatie die in zichzelf is mag gebruiken om zichzelf uit te leggen als een wezen dat als een fractal door tijd en ruimte bestaat. Als we vervolgens in de wetenschap gaan begrijpen hoe veldlijnen een ‘gesponnen web’ in het universum zijn. Kunnen we ook gaan begrijpen dat de zingeving, de vraag naar de zin van het bestaan en het doel ervan, een onoplosbaar probleem is zolang we vasthouden aan onszelf als een sterfelijk lichaam van maximaal honderd jaar. En wordt de vraag naar wat ons bewustzijn, onze geest, onze ziel, is een heel nieuwe vraag. Of opnieuw de ‘oude’ vraag, maar dan in een schoon nieuw jasje.