Wat vooraf gaat (1)
Over mijzelf
Mijn naam is Piet Vergunst. Ik ben geboren in 1958. Ik ben filosoof, was leraar, therapeut, verteller en onderzoeker. Ik reisde de wereld rond, bleef mijn hele leven studeren en onderzoeken. Ik ben getrouwd, heb twee prachtige dochters en een aanleunzoon, inmiddels bonus-opa, gescheiden en hertrouwd.
Maar hoe de reis tussen feit en fabel vorm kreeg?
De reis begint als ik, als klein jongetje van een jaar of tien, een boek lees onder de titel “de tien grootste mysteriën der mensheid”. Ik lees daar over het raadsel van de wereldkaarten van Peri Reis. Kaarten waarop het landschap en de kustlijn van Antarctica nauwkeurig is getekend. Let wel; zonder de kilometers dikke laag ijs, die het landschap onzichtbaar maakt voor het blote oog. In dat boek stond een mogelijk antwoord op de vraag hoe Peri Reis kon weten dat het landschap van Antarctica er zo uitzag. Hij moest helikopters en seismologisch apparatuur hebben gehad. In ieder geval moest er technologisch geavanceerder gereedschap zijn geweest dan we tot nu hadden aangenomen. Waarschijnlijk van Atlantis of anders van de goden als kosmonauten. Dus een mysterie. Het ijs op de zuidpool werd gedacht er al tienduizenden jaren te liggen. Ver voor het moment dat wij op aarde gingen rondlopen.
Later tijdens mijn studie in de wijsbegeerte kwam het gegeven van mysteries en wonderen nog vaak terug. Ik bestudeerde Descartes’ methode van de twijfel. En kreeg een voorliefde voor de fenomenologie. Mijn eigen denken ontwikkelde zich niet naar en zet zich juist af tegen het postmodernisme. Mijn laatste conclusie is niet die van het tegenwoordig gehuldigde pragmatisme, maar is veel romantischer. Ik concludeer dat er meer is tussen hemel en aarde. En daar is geen plaatst voor de gedachte dat Peri zijn kaart niet kan hebben getekend omdat er ijs ligt, of dat de oude Egyptenaren geen elektriciteit hadden omdat het nog niet was uitgevonden (door ons).
En inmiddels, door nieuw bewijsmateriaal, en nieuwe modellen en theorieën, wordt het kaartprobleem anders opgelost. Momenteel is de gangbare gedachte dat Antarctica niet altijd onder ijs heeft gelegen. Dat het misschien in een andere klimaatzone lag of zelfs als continent op een andere plaats op de wereldbol. Hoe dan ook. Er werden al kaarten gemaakt toen er geen ijs was. Peri Reis had niks anders gedaan dan deze kaarten overgetekend. Zo wordt een mysterie een gewoon en alledaags verhaal. Ontnuchteren is een van de veel aangehaalde eigenschappen van de wetenschap. De logica, de redenering en de beschikbare feiten zijn de instrumenten om de werkelijke wereld te doorgronden. Zo lijkt het tenminste. Maar bij nadere bestudering blijkt juist dit het sprookje. Rationaliteit is evenzogoed een romantisch ideaal en een geloofsovertuiging.
Een andere herinnering uit mijn studietijd loopt hier door heen. Op de faculteit psychologie deed men toentertijd onderzoek naar de functie van slaap. Men vond het belangrijk te leren begrijpen waarom wij slapen. Eén van de doorbraken in het onderzoek, dat hopeloos vast zat, was het omkeren van het probleem. Niet vragen waarom we slapen, maar vragen waarom we wakker zijn. Wetenschap, de kunst om antwoorden op vragen te produceren, is afhankelijk van vragen. En het ontdekken van vooronderstellingen in de vraag is hier van cruciaal belang. Wat is de natuurlijke staat van een mens; slapen of waken? Moet hij zo nodig slapen, terwijl dat zonde is van de tijd? Of wordt hij af en toe wakker om te eten, of is hij wakker om naar zijn eten te lopen, of is hij wakker om eten te verzamelen? En is dan dat wakker zijn eigenlijk zonde van de tijd?
Datzelfde omdraaien vinden we terug in het onderzoek naar het ontstaan van sterren in het heelal. De Hubble Space Telescope werd in 1990 gelanceerd om onder andere de vreemde verdeling van materie in het heelal in kaart te brengen. De vraag is hoe het mogelijk is dat de oerknal –een volledig symmetrische explosie van energie en materie van 15 miljard jaar geleden- leidde tot de vorming van een enorm gevarieerd heelal, met clusters, sterrenstelsels, planeten en mensen. En het antwoord daarop is nog steeds niet te geven. De enige modellen die een met de werkelijkheid overeenkomstig beeld opleveren zijn modellen die uitrekenen hoe de lege ruimte zich ontwikkelt. En niet hoe de materie zich verdeeld. Het is nog steeds de vraag hoe een ster ontstaat.
Vele aspecten aan mens-zijn worden gevat in modellen met vooronderstellingen die nauwkeurig verbonden en logisch afhankelijk gemaakt zijn van elkaar. Is de mens van nature goed of kwaad? En als de mens het kwaad in de wereld is, waar komt dan het goede vandaan? De logica van de opgezette redeneringen bijten telkens in hun eigen staart. Zo blijkt in de basis van logische redeneringen altijd een paradox, een tegenstelling, te schuilen. Een tegenstelling die alleen met een aanname, een geloof, een overtuiging beslecht kan worden. Ik noem hieronder een praktisch voorbeeld dat een aantal keer opduikt in dit boek.
Waaruit kom ik voort en wat is ‘leven’ eigenlijk voor een fenomeen. Ben ik afstammeling van de eerste mens. Is er een evolutie geweest van soorten en stam ik af van de eerste eencellige? Waar komt die eerste cel vandaan? Van organisch materiaal? Opgebouwd uit moleculen en atomen? Waar komen die dan vandaan? En ga zo maar verder. Het probleem heet ‘het kip of het ei’. Waar is het ooit mee begonnen met de kip of het ei? Of ben ik geschapen uit Gods adem? Wat deed God voordat hij alles schiep? De logica kan dit niet oplossen.
Zo is de mens in zijn wezen niet te bepalen. Hij is niet alleen zichzelf, maar tegelijk ook degene die naar zichzelf kijkt. Het hele karakter van ons wezen is niet te bepalen op basis van het bestaande wereldbeeld. Het kip of het ei probleem, hoe uitgemolken ook, maakt voor mij duidelijk dat de oplossing van de vraag ‘waar ik vandaan kom’ niet gevonden zal worden in de materiële, causale, drie dimensionele werkelijkheid. Het beginpunt van het ontstaan van alles kan niet liggen in de wereld waar alles al is. Want als het beginpunt in deze wereld is, dan is ze onderdeel van deze wereld en gaat ze er niet aan vooraf. De illustratie voor deze paradox, is het zogenaamde Droste-effect. Een doos (Droste) cacao met op het etiket een zuster met een pak cacao op een dienblad met een etiket waarop een zuster met … et cetera.
Bovenstaande is filosofisch en daarom niet erg praktisch. Ik heb naast het leren vragenstellen altijd de behoefte gehad om met mijn beide benen op de grond te blijven. Dat is er ook de reden voor geweest dat ik een deel van mijn eigen multidimensionale zijn in een groot deel van mijn eigen leven heb ontkent. De scheppende kracht van denken en het (ver)dromen van de werkelijkheid waren, voor mij, hogere vormen van zweefkunst, waar ik nog steeds moeite mee heb. Maar waarvan ik weet dat ze een wezenlijk onderdeel zijn van onze wereld.
Ik kan me de dromen herinneren die ik op mijn vierde had. Ik kan dat zo precies lokaliseren omdat ik mijn slaapkamer herinner in Schagen. Na mijn vierde ben ik verhuisd. In dat huis in Schagen ben ik geboren, ik was er bang en werd er belaagd. Of dat werkelijk zo was weet ik eigenlijk nog steeds niet, wel de beelden die daar mee samenhingen. Lichtgevende slangen die rond de deur kozijn van mijn slaapkamer kronkelden. Ze zagen eruit alsof ze in brand stonden, hun huid gaf vlammend vuur af. Ik weet dat ik dat vaak zag, in een kamertje met uitzicht op de ui van de kerktoren. In diezelfde tijd had ik al dromen van mezelf als enorm lang, zo lang als een giraffe, zo leek het. Maar toch met het beeld in mijn ogen van vlak boven de grond tussen de grassprieten. Als ik mijn handen op mijn buik legde (wat tijd kostte vanwege de desoriëntatie) om houvast te krijgen aan de proporties, dan leken die wel in een ander universum op mijn buik te liggen.
Nu begrijp ik dat dat een trouwe weergave is van een bewustzijn dat zich nog niet heeft georiënteerd in onze dimensie. We zijn multidimensionaal en hebben daar van voor onze geboorte ervaring, beelden en kennis van. In deze werkelijkheid geboren te worden is een hele schok. En dan bedoel ik niet de traumatische ervaring van het lichamelijke aspect van geboren worden. Het afstemmen op deze werkelijkheid en het in gebruik gaan nemen van het gewaarzijn is een heel heftig en voor iedereen een dramatisch proces. We weten daar veel te weinig van, en houden daar ook veel te weinig rekening mee. En mede daardoor is onze ‘ontvangst’ van nieuw geborenen primitief. Het komt er simpelweg op neer dat iedereen het zelf maar moet uitzoeken.
Een baby is géén onbeschreven blad. Het komt met heel veel kennis en kunde ter wereld. Door dit te ontkennen, weg te drukken, te bagatelliseren of te vernietigen ontstaat veel leed en is de oorzaak voor veel ellende en verdriet in de wereld. Ik kan me, ergens tussen de sterren, een cultuur herinneren waar veel zorg en toewijding ‘was’ en door de erkenning van die schat de pasgeborene een bron van kennis ‘werd’.
Ik studeerde af met een scriptie onder de titel “de mens is niet alleen zichzelf”. De scriptie handelde over twee verschillende fenomenen. De ene, waar de titel aan refereert, dat de mens niet alleen zichzelf is maar ook degene is die naar zichzelf kijkt. Het eerder genoemde droste-effect. En het andere is een verhandeling over wat ‘origineel’ is. Ik gebruikte de metafoor van een zeilboot. Een boot die jaren vaar; averij oploopt op zee; in elke haven wordt gerepareerd. Na jaren varen is elk onderdeel van de boot vervangen. Er is in het verhaal ook een malle verzamelaar. Die jaren achter de boot aan reist. Hij verzamelt elk stuk dat vervangen wordt. Hij bouwt hiervan een boot. Na jaren, en stukje voor stukje, vervangen, verzamelen, en weer in elkaar zetten, ligt er een tweede boot naast de eerste. De vraag is dan, welke is het origineel? De boot die vaart onder de naam van het schip? Of de boot die bestaat uit alle oude stukjes? Wat, met andere woorden, is heel gebleven en wat is deelbaar, het materiële ding, of de identiteit? Het was en studie over wat en wie wij zijn. Dat de mens zichzelf blijft, ondanks groei en transformatie. En dat de mens niet alleen zichzelf is, want ook degene die naar zichzelf kijkt.